Kindernevendienst | 1e krystdei
Elke zondag openen we een vakje van de adventskalender in de kerk. Nu helaas ook dit jaar het kinderkerstfeest niet door kan gaan willen we jullie wel het laatste vakje van de kalender laten zien.
Wat denken jullie, zijn dit belanrijke mannen? Of juist niet? En waarom denk je dat?
Wanneer we de hele kalender openen zie je het volgende:
Is dit niet een mooi beeld? Alle verhalen van de afgelopen weken komen samen. De Bijbel vertelt dat iedereen waardevol is voor God. Het verhaal over de geboorte van Jezus maakt dat op een bijzondere manier duidelijk. Jezus zelf kwam naar de aarde als een klein en hulpeloos kind, onder arme omstandigheden. Zo liet God aan ons zien dat juist ‘kleine’ mensen, zonder macht en invloed, een speciale plek bij Hem hebben.
Jezus wordt geboren
Eindelijk. Jozef en Maria zijn in Betlehem. Maria is heel erg moe. Jozef en zij zijn al zo lang onderweg. Kan ze nu eindelijk uitrusten? Nee. Jozef en Maria moeten eerst nog een plek vinden om te slapen. Maar dat valt niet mee. Er zijn heel veel mensen in Betlehem, en nergens is iemand die een lege kamer heeft voor Jozef en Maria. ‘Of jullie moeten hier beneden gaan slapen,’ zegt de baas van het gastenverblijf. ‘De schuur staat leeg, en de vloer is schoon. Nou ja, aardig schoon.’ ‘Dan doen we dat,’ zegt Jozef. En hij gaat met Maria de halfdonkere schuur binnen. Gelukkig. Ze hebben toch nog een plekje gevonden waar ze kunnen slapen. Die nacht wordt Maria’s kindje geboren. Het is een jongetje. Dat wist Maria al, want dat had de engel gezegd. Maar dat Hij zo mooi en zo lief zou zijn, dat wist ze niet. ‘Hallo jochie,’ zegt ze. ‘Hallo, lieve kleine Jezus.’ Ze wikkelt haar jongetje in doeken zodat Hij het niet koud krijgt, en ze laat Hem voor het eerst drinken. En dan vallen Jezus’ oogjes dicht. Waar moet Hij slapen? ‘Ik leg wel wat stro in die voerbak,’ zegt Jozef. ‘Dat is een goed plekje, toch?’ ‘Heel goed,’ zegt Maria, en ze geeft de kleine Jezus een kus op zijn zachte wangetje.
Middenin de nacht, wordt er ineens op de deur geklopt. ‘Hallo?’ zegt een mannenstem. ‘Hallo, is hier een baby geboren?’ Jozef springt overeind. Hij pakt het olielampje op, loopt naar de deur en doet hem op een kiertje open. ‘Eh…’ zegt hij, als hij een groepje mannen ziet. ‘Hallo?’ ‘Ja, sorry dat we storen,’ zegt een van de mannen, ‘maar we hebben gehoord dat er vannacht in de stad een baby geboren is, en we zagen een lichtje door de kieren heen, dus we dachten: we proberen het hier. We zijn op zoek naar een baby die in een voerbak ligt.’ Jozef kijkt verbaasd. ‘Nou, kom maar binnen dan. Maar – maar hoe weet u dat we een baby hebben gekregen?’ ‘Engelen,’ zegt een andere man. Hij doet zijn sandalen uit en stapt naar binnen. ‘Ja, wij zijn herders, weet u. We waren een eind verderop bij de schapen aan het waken, en toen ineens was er een soort licht. Heel fel. Een licht uit de hemel. Een engel van God. Ik zal je zeggen, ik ben niet gauw bang, maar dit was toch wel even schrikken. Maar de engel zei dat we niet bang hoefden te zijn. ‘Vandaag is jullie redder geboren,’ zei hij. ‘Christus, de Heer. Hier vlakbij, in de stad. Jullie kunnen naar Hem toe. En jullie kunnen Hem herkennen aan dat-ie in een voerbak ligt, gewikkeld in…’ … ach. Kijk nou. Dat is Hem.’ De herder wenkt zijn vrienden, en de andere herders doen ook hun sandalen uit en lopen op hun blote voeten de schuur in en hurken neer naast de voerbak. ‘Dat moet Hem zijn,’ zeggen ze. ‘Wat is-ie klein.’ ‘Mooi kereltje.’ Een van de herders draait zich om naar Maria. ‘Hoe heet-ie?’ ‘Jezus,’ zegt Maria trots. ‘God redt, betekent dat.’ ‘Jezus,’ fluisteren de mannen. En dan staan ze op en gaan de stal uit. ‘Kom mee,’ zeggen ze tegen elkaar. ‘Dit moeten we aan iedereen vertellen! De redder van de wereld. Op wie we al zo lang wachten. En dat wij Hem als eersten gezien hebben. Wij zijn de eersten toch? Sorry, meneer en mevrouw. Het zal hier wel druk worden!’